Aan de provinciegouverneurs
Ter kennisgeving aan:
- de colleges van burgemeester en schepenen
- de voorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn
- de voorzitters van de districtscolleges
- de deputaties
- de raden van bestuur van de autonome gemeente- en provinciebedrijven
- de raden van beheer van de OCMW-verenigingen van publiek recht
INLEIDING
De conclusies en verbetervoorstellen uit de evaluatie van de beleids- en beheerscyclus (BBC) hebben geleid tot een wijziging en vereenvoudiging van de regelgeving over de BBC. De nieuwe regels voor de opmaak van de beleidsrapporten (het meerjarenplan, de aanpassing van het meerjarenplan en de jaarrekening) zijn vastgelegd in:
- het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
- het Provinciedecreet van 9 december 2005, recent gewijzigd door het decreet van 6 juli 2018;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
- het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen.
Deze regelgeving kan geraadpleegd worden op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) (1).
De nieuwe regels over de BBC worden algemeen van toepassing vanaf het boekjaar 2020, met ingang voor de opmaak van het meerjarenplan 2020-2025 dat de nieuwe bewindsploegen in de loop van 2019 vaststellen. De besturen kunnen er ook voor kiezen om de vereenvoudigde regels en de nieuwe schema's al een jaar vroeger toe te passen (2). In dat geval maken ze voor 2019 een éénjarig meerjarenplan op. De overige besturen stellen voor 2019 een budget op volgens de regels van het gemeente-, OCMW- en provinciedecreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten over de BBC.
Deze omzendbrief wil een aantal punten onder de aandacht brengen bij de opmaak van de budgetten en de éénjarige meerjarenplannen voor 2019. Het eerste deel van deze omzendbrief bevat een aantal algemene en gemeenschappelijke bepalingen. Het tweede deel van de omzendbrief bevat specifieke instructies voor de besturen die voor het boekjaar 2019 een éénjarig meerjarenplan opmaken en het derde deel instructies voor de besturen die voor 2019 nog een budget opstellen.
DEEL 1 - ALGEMENE EN GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
1. Perspectief van de planning voor 2019
In de BBC wordt de beleids- en financiële planning opgemaakt vanuit een meerjarig perspectief. Vooraleer een bestuur de concrete planning voor het volgende jaar kan vaststellen, moet het in principe eerst een volwaardig meerjarenplan opmaken of een aanpassing van het bestaande meerjarenplan doorvoeren. Die voorwaarde geldt niet voor de planning voor het eerste jaar na de gemeenteraadsverkiezingen.
In 2019 treden nieuwe bewindsploegen aan, die de eigen beleidsdoelstellingen nog moeten bepalen. Op het moment dat de planning voor 2019 wordt opgemaakt, is een uitbreiding van de planningshorizon niet nuttig omdat de inhoudelijke beleidskeuzes voor de volgende bestuursperiode nog niet of onvoldoende gekend zijn. Daarom is de aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 facultatief bij de opmaak van de planning voor 2019 en moet het budget of het éénjarig meerjarenplan voor 2019 niet passen in het lopende meerjarenplan 2014-2019.
De decreetgever gaat ervan uit dat de nieuwe bestuursploeg het budget voor 2019 vaststelt in de loop van het eerste kwartaal van 2019, maar sluit niet uit dat de huidige bestuursploeg nog in 2018 een budget voor 2019 vaststelt. In dat geval kan de nieuwe bestuursploeg in 2019 dat initiële budget desgewenst aanpassen.
2. Informatie voor de raadsleden
Het budget of het éénjarige meerjarenplan wordt vastgesteld door de raad. Daarbij worden de beleidskeuzes gemaakt en verleent de raad ook autorisatie. Het is essentieel dat de raadsleden over alle nodige en nuttige informatie beschikken om een correcte en gefundeerde beslissing te nemen over de rapporten die worden voorgelegd.
Bij de voorbereiding van het dossier moeten de besturen erover waken dat de informatie in het dossier volledig is. Dat geldt uiteraard voor alle onderdelen die in de regelgeving expliciet worden opgesomd, zowel die van het beleidsrapport zelf als die van de toelichting, maar ook voor eventueel noodzakelijke bijkomende informatie in functie van de lokale omstandigheden. De toelichting moet alle informatie bevatten die relevant is voor de raadsleden en die verband houdt met de verrichtingen die opgenomen zijn in het budget of het éénjarige meerjarenplan.
Een belangrijk punt daarbij is het overzicht van de financiële risico's. Een volledig en transparant overzicht van de financiële risico's die het bestuur loopt, is onontbeerlijk om een correcte inschatting te kunnen maken van de werkelijke financiële toestand. De besturen moeten voldoende zorg besteden aan de opmaak van dat overzicht.
Een belangrijk financieel risico kan verbonden zijn aan het gebruik van alternatieve financieringsvormen.
Het bestuur moet in het overzicht van de financiële risico's daarom ook aangeven wat de impact zou zijn op de autofinancieringsmarge indien alle schulden met klassieke leningen zouden worden gefinancierd, met jaarlijkse aflossingen en over een normale aflossingsperiode.
3. Looptijd van de financiële nota
De financiële nota van het budget of het éénjarige meerjarenplan voor 2019 heeft alleen betrekking op het jaar 2019. In tegenstelling tot bij de opmaak van de aanpassingen van het meerjarenplan en de budgetten voor de voorgaande jaren, moet het bestuur de looptijd van de financiële nota niet verlengen om minstens drie toekomstige jaren (inclusief 2019) te bevatten.
Dat belet niet dat het bestuur er kan voor kiezen om de financiële consequenties over een langere periode weer te geven, bijvoorbeeld aan de hand van de staat van het financieel evenwicht. Die informatie kan worden opgenomen in de toelichting van het budget of het éénjarig meerjarenplan.
Besturen die ervoor kiezen om toch een aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 op te maken, moeten de looptijd van de financiële nota minimum tot 2021 verlengen.
4. Jaarrekening 2017
Elk bestuur heeft er belang bij om de jaarrekening tijdig op te maken, zodat de resultaten van de beleidsevaluatie en de financiële resultaten snel kunnen worden meegenomen in bijsturingen van de planning. Volgens de decretale bepalingen moet elk bestuur zich uitspreken over de jaarrekening vóór 30 juni van het boekjaar dat volgt op dat waarop de rekening betrekking heeft. De BBC-regels bepalen bovendien dat het resultaat van de jaarrekening moet worden verwerkt in de financiële planning.
Die principes zijn zo mogelijk nog belangrijker bij het aantreden van de nieuwe bestuursploegen in 2019. Bij de opmaak van het budget of het éénjarig meerjarenplan voor 2019 moet het rekeningresultaat van 2017 worden verwerkt, voor zover dat nog niet gebeurd is in een budgetwijziging 2018 of een aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019.
5. Aansluiting met de digitale rapportering
Het budget of het éénjarige meerjarenplan dat aan de raadsleden wordt voorgelegd en de digitale rapportering die daarover aan de Vlaamse overheid wordt bezorgd, komen uit hetzelfde boekhoudsysteem. Beide rapporteringen moeten perfect op elkaar aansluiten. Als er een verschil tussen beide bestaat, is minstens een van beide rapporteringen niet correct, zonder dat duidelijk bepaald kan worden welke de correcte weergave van de realiteit is.
Die overeenstemming is er uiteraard enkel als beide rapporteringen aangemaakt worden op basis van dezelfde gegevens. Daarom moeten de besturen er nauwlettend op toezien dat er geen andere (bijkomende) registraties meegenomen worden in één van beide rapporteringen. Als er toch verschillen worden vastgesteld tussen beide rapporteringen, kan de financiële toestand van het bestuur niet correct worden beoordeeld, wat aanleiding kan geven tot een toezichtsmaatregel.
6. Kwaliteit van de registraties
Voor de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de boekhouding en van de gerapporteerde data is het van belang dat alle registraties kwaliteitsvol gebeuren.
Ik vraag de besturen hierbij in het bijzonder om oog te hebben voor het gebruik van de juiste economische sectorcodes. Van bij de opmaak van de planning moeten de besturen in de budgettaire sleutel de correcte economischesectorcode (ESC) gebruiken. Ook bij elke registratie van een budgettaire verrichting moet het bestuur met een ESC de tegenpartij van de transactie aangeven. Voor de besturen zelf hebben die codes geen directe relevantie, maar het juiste gebruik ervan is noodzakelijk voor een betrouwbare en correcte rapportering door de Vlaamse overheid van de lokale financiën aan de Europese instanties en voor de uiteindelijke officiële bepaling (volgens de Europese definitie) van de stand van de lokale financiën.
Ik breng hierbij graag nog even in herinnering dat het correcte gebruik van de ESC niet voor alle verrichtingen even relevant is. Daarom werd een lijst opgesteld met die verrichtingen en algemene rekeningen waar de ESC wel van belang is. Die lijst is raadpleegbaar op de webstek van ABB (3). Voor alle andere verrichtingen mogen de besturen de waarde NULL gebruiken. Voor de besturen die een éénjarig meerjarenplan opmaken, is dat principe ook verankerd in de regelgeving. Zij zullen de correcte ESC moeten toewijzen om het schema met de geraamde ontvangsten en uitgaven volgens hun economische aard (schema T2 van de toelichting) correct te kunnen opmaken.
Daarnaast wil ik er ook op wijzen dat de gegevens van de digitale rapportering in het kader van de open data ook publiek ter beschikking gesteld worden van alle potentiële gebruikers van informatie over de lokale besturen. Op basis van die gegevens en op basis van specifieke analysetools kunnen allerhande analyses en vergelijkingen worden gemaakt. Daarnaast stelt ABB op zijn webstek (4) ook geactualiseerde financiële profielen beschikbaar voor de gemeenten, OCMW en AGB (ook in geaggregeerde vorm). De kwaliteit van al die analyses is uiteraard recht evenredig met de kwaliteit van de basisgegevens waarop ze steunen.
7. Vernieuwde taakstelling provincies
De provincies houden er bij de opmaak van hun budget 2019 of hun éénjarig meerjarenplan ook rekening mee dat zij niet langer taken of dienstverlening op het vlak van de persoonsgebonden aangelegenheden kunnen uitoefenen (5). Die persoonsgebonden taken en bevoegdheden en de persoonsgebonden instellingen werden sinds 2018 overgeheveld naar het Vlaamse of het lokale niveau. De daaraan verbonden uitgaven en ontvangsten worden dan ook niet meer opgenomen in het budget voor 2019 of het éénjarige meerjarenplan. Zoniet kan dit aanleiding geven tot een toezichtsmaatregel.
8. Ontvangsten
8.1 Gemeentefonds
a) Basisdotatie, aanvullende dotatie centrumsteden en Eliacompensatie
De groeivoet van 3,5 % voor de basisdotatie van het Gemeentefonds en voor de aanvullende dotatie voor de centrumsteden wordt voor 2019 behouden. Ook de Eliacompensatie blijft behouden op 83 miljoen euro.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur zal, in de loop van de maand januari van 2019, op zijn webstek (6) nieuwe ramingen voor elk bestuur ter beschikking stellen, op basis van de gegevens voor de definitieve verdeling van het Gemeentefonds voor 2018. In afwachting daarvan kunnen de besturen zich baseren op de laatst meegedeelde ramingen (7).
b) Aanvullende dotatie sectorale subsidies
Door het decreet van 3 juli 2015 (8) werden zeven Vlaamse sectorale subsidies geïntegreerd in het Gemeentefonds, in de vorm van een aanvullende dotatie. Het betreft meer bepaald de sectorale subsidies lokaal cultuurbeleid, lokaal jeugdbeleid, lokaal sportbeleid, flankerend onderwijsbeleid, bestrijding kinderarmoede, gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking en de integratiesubsidies.
Het Grondwettelijk Hof (9) heeft echter het decreet van 3 juli 2015 vernietigd, omwille van de discriminatie van de zes randgemeenten, die niet werden ingekanteld. Met het Vlaams programmadecreet van 22 december 2017 (10) werden diezelfde sectorale subsidiestromen opnieuw geïntegreerd in het Gemeentefonds, met inbegrip van de zes randgemeenten. Daardoor behoren de bovenvermelde subsidies vanaf 2018 voor alle Vlaamse gemeenten tot de basisfinanciering, zonder enige vorm van rapporteringsverplichting.
Die aanvullende dotatie van het Gemeentefonds wordt de komende jaren niet geïndexeerd. Het bedrag van elke gemeente in die aanvullende dotatie kan u vinden op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (11).
Voor de boekingswijze van de basisdotatie en de aanvullende dotaties van het Gemeentefonds verwijs ik naar de respectieve boekingsfiches 2040 en 2041 op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Voor de sectorale middelen die niet werden ingekanteld in het Gemeentefonds (sociale economie en cultureel erfgoed), blijven de Vlaamse beleidsprioriteiten met de daaraan gekoppelde externe rapporteringscodes en hun toepassingsgebied gelden.
Daarnaast hebben de besturen de mogelijkheid om, al dan niet in samenspraak met de Vlaamse overheid of andere subsidiërende overheden, welbepaalde externe rapporteringscodes te hanteren voor acties die aansluiten bij hun beleid en waaraan specifieke rapporteringsverplichtingen zijn gekoppeld. Omdat die codes deel uitmaken van de digitale rapportering over de beleidsrapporten, kan gemakkelijk aan de rapporteringsverplichtingen worden voldaan.
8.2 Vlaams fonds ter stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen (12)
De centrumsteden, provinciale steden en plattelandsgemeenten moeten de subsidies die ze uit dat fonds ontvangen, inzetten voor de financiering van investeringsuitgaven.
De functionele en financiële rapportering over de subsidies die toegekend worden aan de centrumsteden Antwerpen, Gent, Mechelen, Oostende en Sint-Niklaas voor investeringen in stadsvernieuwingsprojecten (13), gebeurt aan de hand van de externe rapporteringscode GSB. De plattelandsgemeenten gebruiken voor hun rapportering de externe rapporteringscode PLF.
Ik verwijs ook naar de FAQ's, inclusief boekingen, inzake dit fonds op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (14).
8.3 Subsidies voor werkzoekenden in een traject tijdelijke werkervaring (TWE)
De VDAB kent sedert 2017 subsidies toe voor de begeleiding en de activering van werkzoekenden in een traject van tijdelijke werkervaring (TWE). Die Vlaamse subsidie vervangt de vroegere RSZ-korting voor de tewerkstelling in artikel 60, § 7, van de OCMW-wet, en bestaat uit een inspanningsvergoeding voor de financiering van de trajectbegeleiding en een compensatievergoeding voor de financiering van de tewerkstelling van een persoon tewerkgesteld in artikel 60, § 7, van de OCMW-wet.
Voor meer informatie over de verwerking in de financiële rapportering verwijs ik naar de boekhoudfiche 3224 (tijdelijke werkervaring) op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur. De informatie over het beleidskader (15) en de specifieke regels over de financiering en de verantwoording vindt u op de webstek van de VDAB (16).
8.4 Fiscale ontvangsten
Ik wil de besturen er opnieuw aan herinneren dat het van belang is om belasting- en retributiereglementen tijdig te vernieuwen. Dat is in de eerste plaats essentieel voor indirecte belastingen en retributies, die niet in werking mogen treden vóór de datum van hun bekendmaking.
Voor de aanvullende belasting op de personenbelasting (APB) en de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV) is het vereist dat de besturen hun aanslagvoeten tijdig vaststellen en meedelen. Beide beslissingen moeten vóór 31 januari van het aanslagjaar genomen worden. De beslissing over de OOV moet bovendien uiterlijk op 1 maart van hetzelfde jaar per aangetekende brief meegedeeld worden aan de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL).
Besturen die door uitzonderlijke omstandigheden de wettelijk of decretaal bepaalde data voor de vaststelling en mededeling van hun aanvullende belasting op de personenbelasting of opcentiemen op de onroerende voorheffing niet kunnen naleven, kunnen terugvallen op de noodregelingen die voorzien zijn in respectievelijk het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
Artikel 468, vierde lid, laatste zin, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, vestigt in dat geval aanvullende personenbelastingen op grond van het percentage dat voor het betreffende bestuur van toepassing was in het vorige aanslagjaar.
Artikel 3.1.0.0.4, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, voorziet eenzelfde vangnet voor de opcentiemen op de onroerende voorheffing (17).
Volgens de wet van 31 juli 2017 tot invoering van een doorlopend systeem van voorschotten op de opbrengst van de aanvullende personenbelasting, ontvangen de gemeenten sinds 2017 voorschotten op hun aandeel in de aanvullende personenbelasting voor het lopende aanslagjaar.
Die thesaurievoorschotten bedragen 80 % van de geraamde ontvangsten APB van het aanslagjaar (N) en worden aan de gemeenten betaald over een periode van 8 maanden, gespreid over 2 boekjaren.
Voor meer informatie over deze voorschottenregeling en de verwerking van de ontvangsten APB in de financiële rapportering verwijs ik naar de boekhoudfiche 2021 op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Meer aandachtspunten inzake fiscaliteit kan u vinden op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (18).
9 Uitgaven
9.1 Algemene evolutie van de personeelsuitgaven
In mei 2017 werd de spilindex voor de overheidswedden en sociale uitkeringen het laatst overschreden. Volgens de maandvooruitzichten van het Federaal Planbureau van juni 2018 voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex (momenteel 105,10) door de afgevlakte gezondheidsindex (19) plaatsvinden in augustus 2018. Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in september 2018 en de wedden van het overheidspersoneel in oktober 2018 met 2 % aangepast worden aan de gestegen levensduurte. In 2019 zou de spilindex (107,20) niet overschreden worden.
Het is wenselijk dat de besturen zelf de inflatievooruitzichten op geregelde tijdstippen raadplegen op de webstek van het Federale Planbureau (20).
9.2 Uitgaven voor pensioenen
Voor de wettelijke pensioenen van de statutaire personeelsleden en de mandatarissen van de lokale besturen bestaan er verschillende stelsels. De correcte boekhoudkundige verwerking kan daardoor ook verschillen van het ene bestuur tot het andere. Op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (21) is een nota beschikbaar waarin de boekhoudkundige vertaling van die uiteenlopende realiteiten is opgenomen.
De betrokken besturen moeten bij de opmaak van het budget rekening houden met de meest recente ramingen voor de te betalen responsabiliseringsbijdrage (extra bijdrage ter financiering van de pensioenen van de voormalige statutaire personeelsleden).
Voor de boekhoudkundige verwerking van de responsabiliseringsbijdragen verwijs ik naar de boekhoudfiche 1203 op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
9.3 Wedde van de algemeen en de financieel directeur
Er zijn in elke gemeente een algemeen directeur en een financieel directeur die ten dienste staan van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient. De bezoldigingen voor die decretale graden worden volledig aangerekend op de kredieten van de gemeente.
10 Ondersteuning door ABB
Voor verdere toelichting over de procedure van de opmaak van het budget en het éénjarige meerjarenplan verwijs ik in de eerste plaats naar de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur, waar zowel de regelgeving als bijkomend ondersteunend materiaal kan worden geraadpleegd: http://lokaalbestuur.vlaanderen.be/home;
Op die webstek is gedetailleerde informatie en een ruim aanbod ondersteunend materiaal over de BBC beschikbaar. Naast de eigenlijke regelgeving, vindt u daar boekhoudfiches, berekeningstools, omzettingstabellen en veel gestelde vragen en antwoorden. Dat aanbod wordt permanent aangevuld met nieuw materiaal.
Specifieke vragen kan u stellen aan de centrale helpdesk, met als e-mailadres bbcgop@vlaanderen.be <mailto:bbcgop@vlaanderen.be>.
Voor alle vragen met betrekking tot de algemene financieringsfondsen kan u voortaan terecht op het generieke e-mailadres: fondsen@vlaanderen.be.
DEEL 2 - INSTRUCTIES VOOR DE BESTUREN DIE VANAF 2019 DE NIEUWE REGELGEVING OVER DE BBC TOEPASSEN.
1. Het éénjarige meerjarenplan voor 2019
Volgens de nieuwe bepalingen over de BBC is het budget geen afzonderlijk beleidsrapport meer, maar wordt het geïntegreerd in het meerjarenplan. De besturen die door de Vlaamse Regering gemachtigd worden om al vanaf het boekjaar 2019 de nieuwe BBC-regelgeving toe te passen, kunnen voor het boekjaar 2019 dus geen budget meer opmaken.
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Provinciedecreet bepalen ook dat het meerjarenplan start in het tweede jaar dat volgt op de lokale en provinciale verkiezingen en dat het loopt tot het einde van het jaar na de daaropvolgende verkiezingen. Dat betekent dat de nieuwe beleidsploeg al meteen op zeer korte termijn tijdens het eerste jaar van haar eigen legislatuur een nieuw meerjarenplan moet maken. De nieuwe beleidsploeg zal dus maar in de loop van 2019 het nieuwe meerjarenplan vaststellen voor de periode 2020-2025.
Bovendien moeten de gemeenten en hun openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor 2019 al een geïntegreerde planning uitwerken, zowel wat het inhoudelijke als het daarop aansluitende financiële luik betreft. Daarbij verschuift de focus in de rapportering over de beleidsplanning van de prioritaire beleidsdoelstellingen naar de prioritaire acties of actieplannen, wordt de financiële nota opgesteld volgens nieuwe schema's en verhoogt het autorisatieniveau voor de kredieten. Daaruit volgt dat de besturen voor de opmaak van de planning 2019 niet zomaar zullen kunnen voortbouwen op hun laatste aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 en de daarin opgenomen beleidsdoelstellingen, actieplannen, acties en de bijbehorende ramingen.
Omwille van die bijzondere situatie bevatten het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Provinciedecreet van 9 december 2005 een overgangsmaatregel voor de besturen die al in 2019 starten met de toepassing van de nieuwe BBC-regels. Ze moeten geen meerjarenplan, aangepast meerjarenplan of budget opmaken, maar een éénjarig meerjarenplan voor 2019 (22). Dat éénjarig meerjarenplan vervangt het budget voor 2019 en bevat de beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties voor 2019 met de bijbehorende ramingen en kredieten voor dat jaar.
2. De samenstelling van het éénjarige meerjarenplan
Het éénjarige meerjarenplan bestaat uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting. Het moet worden opgemaakt volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen (hierna genoemd BVR BBC) en de regels, schema's en rekeningenstelsels van het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen (hierna genoemd MB BBC).
In de strategische nota van het éénjarige meerjarenplan worden de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren beleid in 2019 geïntegreerd weergegeven. Ze bevat de volgende elementen:
1) per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties voor 2019 in kaderen, de omschrijving van de beleidsdoelstelling en van de prioritaire acties;
2) per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen en per prioritaire actie, de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 voor exploitatie, investeringen en financiering;
3) per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen, het totaal van de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 voor exploitatie, investeringen en financiering, voor de niet-prioritaire acties;
4) het overzicht van de beleidsdoelstellingen waarin geen prioritaire acties kaderen;
5) een verwijzing naar de plaats waar het overzicht ter beschikking is met de omschrijving van alle beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties, en de bijbehorende ramingen van ontvangsten en uitgaven die zijn opgenomen in het éénjarige meerjarenplan.
Een bestuur kan er ook voor kiezen om in de strategische nota de prioritaire actieplannen op te nemen, in plaats van de prioritaire acties.
De financiële nota van het éénjarige meerjarenplan bevat de financiële vertaling van de beleidsopties van de strategische nota en verduidelijkt hoe het financiële evenwicht wordt gehandhaafd. Ze bestaat uit de volgende onderdelen:
1) het financiële doelstellingenplan (schema M1);
2) de staat van het financieel evenwicht (schema M2);
3) het overzicht van de kredieten (schema M3).
Het financiële doelstellingenplan bevat de volgende elementen:
1) de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties of actieplannen in kaderen;
2) de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 van de beleidsdoelstellingen waar geen prioritaire acties of actieplannen in kaderen;
3) de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 waar geen beleidsdoelstellingen voor werden geformuleerd.
De staat van het financieel evenwicht bevat de raming van het beschikbaar budgettair resultaat, de autofinancieringsmarge en de gecorrigeerde autofinancieringsmarge voor 2019.
De staat van het financieel evenwicht van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bevat ook een overzicht van het geconsolideerde financieel evenwicht waarin de bovenvermelde elementen ook worden opgenomen voor de autonome gemeentebedrijven en de districten, samen met het totaal. De provincies nemen in de staat van het financieel evenwicht dezelfde gegevens op voor de autonome provinciebedrijven.
Het overzicht van de kredieten van het éénjarige meerjarenplan bevat de kredieten voor 2019. Het overzicht van de kredieten van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bevat de kredieten voor elk van beide afzonderlijk. De uitgavenkredieten zijn limitatief op het niveau van het totaal van de exploitatie en het totaal van de investeringen. Voor de financiering zijn de ontvangstenkredieten limitatief op het niveau van de rubriek voor de leningen en leasings en de uitgavenkredieten limitatief op het niveau van de rubrieken voor de toegestane leningen en betalingsuitstel.
De bovenvermelde beperking van de kredieten is niet van toepassing op de autonome gemeente- en provinciebedrijven die eigen regels hebben vastgesteld over de kredietbewaking. Ze geldt ook niet voor de welzijnsverenigingen aangezien die verplicht zijn om daar eigen beheersregels voor op te stellen.
De toelichting van het éénjarige meerjarenplan bevat alle informatie over de verrichtingen die in dat document zijn opgenomen en die relevant is voor de raadsleden om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen. Ze bevat minstens de volgende informatie:
1) het overzicht van de voor 2019 geraamde ontvangsten en uitgaven naar functionele aard (schema T1);
2) het overzicht van de voor 2019 geraamde ontvangsten en uitgaven naar economische aard (schema T2);
3) de investeringsprojecten voor de investeringen die deel uitmaken van een prioritaire actie of een prioritair actieplan (schema T3);
4) het overzicht van de financiële schulden (schema T4);
5) het overzicht van de financiële risico's, dat bestaat uit een omschrijving van de financiële risico's die het bestuur loopt en van de middelen en mogelijkheden waarover het bestuur beschikt of kan beschikken om die risico's te dekken;
6) een beschrijving van de gekozen grondslagen en assumpties die gebruikt werden voor de opmaak van het éénjarige meerjarenplan;
7) een verwijzing naar de plaats waar de bijkomende documentatie beschikbaar is.
De documentatie bij het éénjarige meerjarenplan bevat minstens de volgende elementen:
1) het overzicht van alle beleidsdoelstellingen die in het éénjarige meerjarenplan zijn opgenomen, met de bijbehorende actieplannen en acties, telkens met de bijbehorende ramingen van ontvangsten en uitgaven;
2) het overzicht van de toegestane werkings- en investeringssubsidies voor 2019;
3) per beleidsdomein, het overzicht van de beleidsvelden die er deel van uitmaken;
4) het overzicht van de organisaties en verenigingen waarvoor het bestuur de wettelijke, statutaire of feitelijke verplichting heeft om rechtstreeks of onrechtstreeks tussen te komen in verliezen of tekorten;
5) een overzicht van de personeelsinzet waarmee rekening gehouden werd bij de opmaak van de ramingen;
6) het overzicht van de jaarlijkse opbrengst per geheven belasting.
Als een geactualiseerde omgevingsanalyse beschikbaar is, kan die ook worden toegevoegd aan de documentatie.
3. Een gezamenlijk éénjarig meerjarenplan voor de gemeente en het OCMW
Het decreet van 22 december 2019 over het lokaal bestuur voorziet in een geïntegreerde planning van het beleid van de gemeente en het OCMW. De gemeente en het OCMW zullen dus geen afzonderlijke planningsdocumenten meer opmaken. Ook het éénjarige meerjarenplan voor 2019 zal dus al een gezamenlijk beleidsrapport zijn waarin de beleidsdoelstellingen en ramingen van zowel de gemeente als van het OCMW opgenomen worden. Op die manier kan een geïntegreerd lokaal sociaal beleid al maximaal worden gerealiseerd: beide rechtspersonen kunnen samen één doelstellingenboom hebben, waarbij de doelstellingen van het OCMW en die van de gemeente vervlochten kunnen zijn.
Elke rechtspersoon blijft wel afzonderlijk instaan voor de eigen verplichtingen en verbintenissen. Daarom blijft er een duidelijk onderscheid bestaan tussen de kredieten van de gemeente en die van het OCMW. Dat komt tot uiting in het schema met het overzicht van de kredieten (schema M3), waarin de kredieten voor de gemeente en het OCMW apart worden opgenomen.
4. De transacties tussen de gemeente en haar OCMW
De transacties tussen de gemeente en haar OCMW zijn geen budgettaire ontvangsten en uitgaven. Ze mogen dan ook niet worden opgenomen en weergegeven in het éénjarige meerjarenplan. De gemeente moet er wel voor zorgen dat het OCMW zijn financiële verplichtingen kan nakomen. Dat verloopt echter niet meer zoals vroeger via de opname van een geraamde gemeentelijke bijdrage in het meerjarenplan, maar door een tussenkomst in de financiële verplichtingen van het OCMW bij de vaststelling van de jaarrekening (23).
5. Het financiële evenwicht
De vereisten voor het financiële evenwicht van het éénjarige meerjarenplan 2019 lopen volledig parallel met die waarmee de besturen die maar vanaf 2020 starten met de toepassing van de nieuwe BBC-regelgeving rekening moeten houden voor hun budget 2019.
Juridisch gezien is het éénjarige meerjarenplan voor 2019 financieel in evenwicht als het geraamde beschikbaar budgettair resultaat voor 2019 groter is dan of gelijk aan nul. De autofinancieringsmarge (AFM) is een criterium voor de beoordeling van het structureel evenwicht. Ze moet in principe steeds over een langere termijn beoordeeld worden. Daarom is de geraamde AFM voor 2019 in het éénjarige meerjarenplan geen strikt afdwingbare norm. De uitzonderlijke situatie dat er voor het eerste jaar van de nieuwe bestuursperiode geen financiële planning op langere termijn moet worden gemaakt, mag echter geen vrijgeleide zijn om te talmen met de structurele gezondmaking van de financiën, wat een belangrijk aandachtspunt is. Ik reken erop dat de besturen hun verantwoordelijkheid nemen om ook in het boekjaar 2019 een positieve AFM te bereiken.
Een bijkomende voorwaarde is dat de jaarrekening over het boekjaar 2017 moet verwerkt zijn om het financieel evenwicht te kunnen aantonen.
Aangezien de gemeente en het OCMW een geïntegreerd éénjarig meerjarenplan voor 2019 maken, wordt het financiële evenwicht beoordeeld voor de gemeente en het OCMW samen.
6. De procedure tot vaststelling van het éénjarige meerjarenplan
De decreetgever gaat ervan uit dat de nieuwe raden het éénjarige meerjarenplan vaststellen in de loop van het eerste kwartaal van 2019. De gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn passen daarbij de procedure toe die het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur beschrijft (24). Ze delen hun beleidsrapporten, maar hebben hun eigen bevoegdheden voor de vaststelling ervan.
De nieuwe procedure houdt in dat de gemeente en het OCMW, elk wat hun deel betreft, de vaststelling doen, waarna vervolgens de gemeente het geheel vaststelt.
Om al meteen vanaf de eerste dag van 2019 over uitvoerbare kredieten te kunnen beschikken, kunnen de uittredende raden er ook voor kiezen om de planning voor 2019 nog in 2018 vast te stellen. In dat geval wordt het éénjarige meerjarenplan voor 2019 best met de nodige terughoudendheid opgesteld. In dit geval stellen de gemeente en het OCMW elk hun deel van het gezamenlijke éénjarige meerjarenplan vast met toepassing van de bestaande procedure volgens het gemeente- en OCMW-decreet.
De nieuwe raden kunnen in de loop van 2019 de initiële planning, waar nodig, bijsturen via een aanpassing van het éénjarige meerjarenplan. Daarnaast zullen ze zich in 2019 moeten richten op de meerjarenplanning voor de periode 2020-2025.
7. Het aangaan en uitvoeren van verbintenissen zonder uitvoerbare kredieten
Als een bestuur op 1 januari 2019 niet over uitvoerbare kredieten beschikt, kan het geen gebruik meer maken van de regeling van de voorlopige twaalfden. Het aangaan van nieuwe verbintenissen of het wijzigen van bestaande verbintenissen is dan onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de raad (25). Bovendien kunnen alleen verbintenissen aangegaan of gewijzigd worden die behoren tot de exploitatie en die verband houden met de courante werking en de bestaande dienstverlening.
Zolang er geen uitvoerbare kredieten zijn, kunnen er enkel uitgaven gedaan worden voor bestaande verbintenissen die zijn aangegaan vóór 2019 en voor nieuwe verbintenissen die zijn goedgekeurd door de raad en die behoren tot de exploitatie, de courante werking en de bestaande dienstverlening (26).
8. De publicatieplicht van het éénjarige meerjarenplan voor 2019
In principe gebeurt de vaststelling van het éénjarige meerjarenplan na 1 januari 2019, waardoor de inzendingsplicht niet meer van toepassing is, maar het op de webstek van de gemeente of de provincie moet worden gepubliceerd. De gemeente of de provincie meldt de publicatie aan de toezichthoudende overheid en verstuurt via de geijkte weg ook de digitale rapportering over het éénjarige meerjarenplan. De gemeente levert één digitale rapportering die zowel de transacties van de gemeente als die van het OCMW bevat.
De toezichtstermijn van vijftig dagen gaat in op de dag nadat de gemeente de toezichthoudende overheid op de hoogte heeft gebracht van de bekendmaking van het rapport en nadat de digitale rapportering over dat rapport werd bezorgd aan de Vlaamse Regering (27). Het eenjarige meerjarenplan is onmiddellijk uitvoerbaar zodra het is vastgesteld en zodra ook de digitale rapportering erover is bezorgd aan de Vlaamse Regering.
Als het éénjarige meerjarenplan vóór 1 januari 2019 wordt vastgesteld, gelden de regels van het gemeente-, OCMW- en provinciedecreet over de inzendingsplicht van de besluiten nog en moet het nog worden ingezonden naar de toezichthoudende overheid. In dat geval is het wel aangewezen om de documenten van het éénjarige meerjarenplan daarnaast ook te publiceren op de gemeentelijke of provinciale webstek.
In dat geval volstaat het dat de gemeente het éénjarige meerjarenplan van de gemeente en het OCMW en de digitale rapportering daarover via de geijkte weg aan de Vlaamse Regering bezorgt.
DEEL 3 - INSTRUCTIES VOOR DE BESTUREN DIE VANAF 2020 DE NIEUWE REGELGEVING OVER DE BBC TOEPASSEN.
1. Het budget voor 2019
De besturen die maar in 2020 starten met de toepassing van de nieuwe BBC-regels maken voor 2019 een budget op volgens de regels van het gemeente-, OCMW- of provinciedecreet en het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de OCMW's. Ze gebruiken daarbij de schema's en de rekeningenstelsels van het ministeriële besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de OCMW's.
Net zoals de voorgaande jaren bestaat dat budget uit een beleidsnota, een financiële nota en een toelichting. Ook de verdere samenstelling van die onderdelen verschilt niet ten opzichte van die van de budgetten voor de voorgaande jaren. Het budget voor 2019 bevat de beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties voor dat jaar met de bijbehorende ramingen en kredieten.
In tegenstelling tot de voorgaande jaren zijn de besturen niet verplicht om een aanpassing van hun meerjarenplan 2014-2019 vast te stellen vooraleer ze hun budget 2019 kunnen vaststellen. Die voorwaarde om het lopende meerjarenplan aan te passen, geldt niet voor de planning voor het eerste jaar na de gemeenteraadsverkiezingen. In 2019 treden immers nieuwe bewindsploegen aan, die de eigen beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties nog moeten bepalen.
Daarom is de aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 facultatief bij de opmaak van het budget voor 2019. De besturen die hun lopende meerjarenplan wensen aan te passen, mogen dat uiteraard doen, maar ze zijn er niet toe verplicht. Dat betekent dat het ook niet verplicht is om een aangepaste financiële nota van het meerjarenplan op te maken die minstens drie toekomstige boekjaren omvat.
Het budget voor 2019 moet niet noodzakelijk passen in het lopende meerjarenplan 2014-2019. Als de geraamde ontvangsten en uitgaven in het lopende meerjarenplan 2014-2019 nog realistisch zijn, kunnen de besturen daarop voortbouwen bij de opmaak van hun planning voor 2019. Als dat nodig is, kunnen de nieuwe bestuursploegen het budget 2019 nadien wijzigen. Daarnaast zullen ze in de loop van 2019 ook hun meerjarenplan voor de periode 2020-2025 moeten vaststellen.
2. Een afzonderlijk budget voor de gemeente en het OCMW
De gemeenten en OCMW's die de nieuwe BBC-regels in 2019 nog niet toepassen, maken voor het jaar 2019 elk hun eigen budget op. Ze maken maar geïntegreerde beleidsrapporten op vanaf het meerjarenplan voor de periode 2020-2025.
3. De transacties tussen de gemeente en haar OCMW
Aangezien de gemeente en het OCMW geen geïntegreerd budget voor 2019 maken, zijn de transacties tussen beide rechtspersonen nog budgettaire ontvangsten en uitgaven. Zowel de gemeente als het OCMW moet ze bijgevolg opnemen en weergeven in het budget 2019. Dat geldt ook voor de geraamde gemeentelijke bijdrage voor 2019.
4. Het financiële evenwicht
Juridisch gezien is het budget voor 2019 financieel in evenwicht als het geraamde beschikbaar budgettair resultaat voor 2019 groter is dan of gelijk aan nul. De autofinancieringsmarge (AFM) is een criterium voor de beoordeling van het structureel evenwicht. Ze moet in principe steeds over een langere termijn beoordeeld worden. Daarom is de geraamde AFM voor 2019 in het budget geen strikt afdwingbare norm. De mogelijkheid om geen aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 te doen, mag echter geen vrijgeleide zijn om te talmen met de structurele gezondmaking van de financiën, wat een belangrijk aandachtspunt is. Ik reken erop dat de besturen hun verantwoordelijkheid nemen om ook in het boekjaar 2019 een positieve AFM te bereiken.
De jaarrekening over het boekjaar 2017 moet verwerkt zijn in het budget voor 2019.
Aangezien de gemeente en het OCMW geen geïntegreerd budget voor 2019 maken wordt het financiële evenwicht beoordeeld voor de gemeente en het OCMW afzonderlijk.
5. De procedure tot vaststelling van het budget
De raden moeten het budget voor 2019 vaststellen in het najaar van 2018 of in de loop van het eerste kwartaal van 2019. Als de vaststelling in 2019 gebeurt, passen de gemeenten en OCMW's daarbij de procedure toe die het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur beschrijft (28). Ze stellen elk hun eigen budget vast, waarna de gemeente zich ook uitspreekt over het budget van het OCMW.
Om al meteen vanaf de eerste dag van 2019 over uitvoerbare kredieten te kunnen beschikken, kunnen de uittredende raden er ook voor kiezen om de planning voor 2019 nog in 2018 vast te stellen. In dat geval wordt het budget voor 2019 best met de nodige terughoudendheid opgesteld. De budgetten van de gemeente en het OCMW worden dan vastgesteld volgens de bestaande procedure van het gemeente- en OCMW-decreet.
De nieuwe raden kunnen in de loop van 2019 de initiële planning, waar nodig, bijsturen via een wijziging van het budget.
6. Het aangaan en uitvoeren van verbintenissen zonder uitvoerbare kredieten
Als een bestuur op 1 januari 2019 niet over een uitvoerbaar budget beschikt, kan het geen gebruik meer maken van de regeling van de voorlopige twaalfden. Het aangaan van nieuwe verbintenissen of het wijzigen van bestaande verbintenissen is dan onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de raad (29). Bovendien kunnen alleen verbintenissen aangegaan of gewijzigd worden die behoren tot de exploitatie en die verband houden met de courante werking en de bestaande dienstverlening.
Zolang er geen uitvoerbaar budget is, kunnen er enkel uitgaven gedaan worden voor bestaande verbintenissen die zijn aangegaan vóór 2019 en voor nieuwe verbintenissen die zijn goedgekeurd door de raad en die behoren tot de exploitatie, de courante werking en de bestaande dienstverlening (30).
7. De publicatieplicht van het budget 2019
Als de vaststelling in de loop van 2019 gebeurt, is de inzendingsplicht niet meer van toepassing, maar wordt ze vervangen door een publicatie- en meldingsplicht. De budgetten moeten dan op de webstek van de gemeente of de provincie worden gepubliceerd. De gemeente of de provincie meldt de publicatie aan de toezichthoudende overheid en verstuurt via de geijkte weg de digitale rapportering. De gemeente levert twee digitale rapporteringen aan: één voor het budget van de gemeente en één voor het budget van het OCMW.
De budgetten zijn onmiddellijk uitvoerbaar zodra ze zijn vastgesteld en zodra ook de digitale rapportering over het budget in kwestie is bezorgd aan de Vlaamse Regering. De toezichtstermijn van vijftig dagen gaat in op de dag nadat de gemeente of de provincie de toezichthoudende overheid op de hoogte heeft gebracht van de bekendmaking van het budget en de digitale rapportering daarover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd.
Voor de budgetten 2019 die nog in 2018 worden vastgesteld, is de inzendingsplicht nog van toepassing. De besturen bezorgen ze via het digitaal loket aan de Vlaamse Regering binnen een termijn van twintig dagen nadat ze door de raad zijn vastgesteld. Binnen diezelfde termijn bezorgen ze ook de digitale rapportering, rechtstreeks of via het digitaal loket, aan de Vlaamse Regering. Dat neemt niet weg dat het aangewezen is om die documenten ook op de webstek van de gemeente of de provincie te publiceren.
______
Nota's
(1) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/regelgeving>
(2) Zie artikel 594, 597 en 608 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en artikel 224 en 227 van het decreet van 6 juli 2018 houdende wijziging van diverse bepalingen van het Provinciedecreet van 9 december 2005.
(3) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/vereenvoudigde_lijst_ESC>
(4) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/bbc-strategisch-en-financieel-beleid/data-en-analyses/bbc-data-op-maat>
(5) Decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en de gewijzigde financiering van de provincies (B.S van 13 december 2016)
(6) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/financiering/fondsen>
(7) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/financiering/fondsen>
(8) Decreet van 3 juli 2015 tot wijziging van diverse decreten houdende de subsidiëring aan de lokale besturen en tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds (B.S. van 24 juli 2015)
(9) Arrest nr. 59/2017 van 18 mei 2017
(10) decreet van 22 december 2017 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018
(11) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/financiering/fondsen>
(12) Decreet van 23 december 2016 tot vaststelling van de regels voor de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen (B.S. van 26 januari 2017) en besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 (B.S. van 20 juni 2017)
(13) Zie artikel 6 van het decreet van 23 december 2016 tot vaststelling van de regels voor de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen
(14) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/faq/bbc/hoe-boekt-u-de-subsidies-voor-plattelandsinvesteringen> en <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/faq/bbc/hoe-schrijven-de-steden-de-vlaamse-subsidies-voor-stadsvernieuwing>
(15) Decreet van 9 december 2016 en besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2016 over tijdelijke werkervaring
(16) Zie webstek VDAB: <https://www.vdab.be/tijdelijkewerkervaring/financiering>
(17) Aan artikel 3.1.0.0.4, § 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 werd een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de provincie-, agglomeratie- of gemeenteraad de opcentiemen op de onroerende voorheffing niet heeft vastgesteld of als een van de data of beide data, vermeld in het eerste lid, werden overschreden, zal de onroerende voorheffing worden gevestigd met toepassing van de opcentiemen die voor de provincie, gemeente of agglomeratie in kwestie van toepassing waren voor het voorafgaande aanslagjaar" (decreet van 14 juni 2017 houdende wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat de opcentiemen op de onroerende voorheffing betreft).
(18) Zie webstek van ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/financiering/fiscaliteit>
(19) Zoals gedefinieerd in de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (B.S. van 27 april 2015)
(20) Zie webstek van het Federale Planbureau: <https://www.plan.be/databases/17-nl-indexcijfer+der+consumptieprijzen+inflatievooruitzichten>
(21) Zie webstek van ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/bbc-strategisch-en-financieel-beleid/boekhouding/boekhoudkundige-verwerking>
(22) artikel 594, 597 en 608 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en artikel 224 en 227 van het decreet van 6 juli 2018 houdende wijziging van diverse bepalingen van het Provinciedecreet van 9 december 2005
(23) Zie ook boekhoudfiches 8051 (transacties tussen gemeente en het OCMW) en 7901 (verwerking overschot of tekort van het boekjaar).
(24) artikel 249, § 2 en § 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur
(25) artikel 265 van het decreet over het lokaal bestuur
(26) artikel 268 van het decreet over het lokaal bestuur
(27) artikel 259 van het decreet over het lokaal bestuur
(28) art. 249, § 2 en § 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur
(29) artikel 265 van het decreet over het lokaal bestuur
(30) artikel 268 van het decreet over het lokaal bestuur
Ter kennisgeving aan:
- de colleges van burgemeester en schepenen
- de voorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn
- de voorzitters van de districtscolleges
- de deputaties
- de raden van bestuur van de autonome gemeente- en provinciebedrijven
- de raden van beheer van de OCMW-verenigingen van publiek recht
INLEIDING
De conclusies en verbetervoorstellen uit de evaluatie van de beleids- en beheerscyclus (BBC) hebben geleid tot een wijziging en vereenvoudiging van de regelgeving over de BBC. De nieuwe regels voor de opmaak van de beleidsrapporten (het meerjarenplan, de aanpassing van het meerjarenplan en de jaarrekening) zijn vastgelegd in:
- het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
- het Provinciedecreet van 9 december 2005, recent gewijzigd door het decreet van 6 juli 2018;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
- het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen.
Deze regelgeving kan geraadpleegd worden op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) (1).
De nieuwe regels over de BBC worden algemeen van toepassing vanaf het boekjaar 2020, met ingang voor de opmaak van het meerjarenplan 2020-2025 dat de nieuwe bewindsploegen in de loop van 2019 vaststellen. De besturen kunnen er ook voor kiezen om de vereenvoudigde regels en de nieuwe schema's al een jaar vroeger toe te passen (2). In dat geval maken ze voor 2019 een éénjarig meerjarenplan op. De overige besturen stellen voor 2019 een budget op volgens de regels van het gemeente-, OCMW- en provinciedecreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten over de BBC.
Deze omzendbrief wil een aantal punten onder de aandacht brengen bij de opmaak van de budgetten en de éénjarige meerjarenplannen voor 2019. Het eerste deel van deze omzendbrief bevat een aantal algemene en gemeenschappelijke bepalingen. Het tweede deel van de omzendbrief bevat specifieke instructies voor de besturen die voor het boekjaar 2019 een éénjarig meerjarenplan opmaken en het derde deel instructies voor de besturen die voor 2019 nog een budget opstellen.
DEEL 1 - ALGEMENE EN GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
1. Perspectief van de planning voor 2019
In de BBC wordt de beleids- en financiële planning opgemaakt vanuit een meerjarig perspectief. Vooraleer een bestuur de concrete planning voor het volgende jaar kan vaststellen, moet het in principe eerst een volwaardig meerjarenplan opmaken of een aanpassing van het bestaande meerjarenplan doorvoeren. Die voorwaarde geldt niet voor de planning voor het eerste jaar na de gemeenteraadsverkiezingen.
In 2019 treden nieuwe bewindsploegen aan, die de eigen beleidsdoelstellingen nog moeten bepalen. Op het moment dat de planning voor 2019 wordt opgemaakt, is een uitbreiding van de planningshorizon niet nuttig omdat de inhoudelijke beleidskeuzes voor de volgende bestuursperiode nog niet of onvoldoende gekend zijn. Daarom is de aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 facultatief bij de opmaak van de planning voor 2019 en moet het budget of het éénjarig meerjarenplan voor 2019 niet passen in het lopende meerjarenplan 2014-2019.
De decreetgever gaat ervan uit dat de nieuwe bestuursploeg het budget voor 2019 vaststelt in de loop van het eerste kwartaal van 2019, maar sluit niet uit dat de huidige bestuursploeg nog in 2018 een budget voor 2019 vaststelt. In dat geval kan de nieuwe bestuursploeg in 2019 dat initiële budget desgewenst aanpassen.
2. Informatie voor de raadsleden
Het budget of het éénjarige meerjarenplan wordt vastgesteld door de raad. Daarbij worden de beleidskeuzes gemaakt en verleent de raad ook autorisatie. Het is essentieel dat de raadsleden over alle nodige en nuttige informatie beschikken om een correcte en gefundeerde beslissing te nemen over de rapporten die worden voorgelegd.
Bij de voorbereiding van het dossier moeten de besturen erover waken dat de informatie in het dossier volledig is. Dat geldt uiteraard voor alle onderdelen die in de regelgeving expliciet worden opgesomd, zowel die van het beleidsrapport zelf als die van de toelichting, maar ook voor eventueel noodzakelijke bijkomende informatie in functie van de lokale omstandigheden. De toelichting moet alle informatie bevatten die relevant is voor de raadsleden en die verband houdt met de verrichtingen die opgenomen zijn in het budget of het éénjarige meerjarenplan.
Een belangrijk punt daarbij is het overzicht van de financiële risico's. Een volledig en transparant overzicht van de financiële risico's die het bestuur loopt, is onontbeerlijk om een correcte inschatting te kunnen maken van de werkelijke financiële toestand. De besturen moeten voldoende zorg besteden aan de opmaak van dat overzicht.
Een belangrijk financieel risico kan verbonden zijn aan het gebruik van alternatieve financieringsvormen.
Het bestuur moet in het overzicht van de financiële risico's daarom ook aangeven wat de impact zou zijn op de autofinancieringsmarge indien alle schulden met klassieke leningen zouden worden gefinancierd, met jaarlijkse aflossingen en over een normale aflossingsperiode.
3. Looptijd van de financiële nota
De financiële nota van het budget of het éénjarige meerjarenplan voor 2019 heeft alleen betrekking op het jaar 2019. In tegenstelling tot bij de opmaak van de aanpassingen van het meerjarenplan en de budgetten voor de voorgaande jaren, moet het bestuur de looptijd van de financiële nota niet verlengen om minstens drie toekomstige jaren (inclusief 2019) te bevatten.
Dat belet niet dat het bestuur er kan voor kiezen om de financiële consequenties over een langere periode weer te geven, bijvoorbeeld aan de hand van de staat van het financieel evenwicht. Die informatie kan worden opgenomen in de toelichting van het budget of het éénjarig meerjarenplan.
Besturen die ervoor kiezen om toch een aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 op te maken, moeten de looptijd van de financiële nota minimum tot 2021 verlengen.
4. Jaarrekening 2017
Elk bestuur heeft er belang bij om de jaarrekening tijdig op te maken, zodat de resultaten van de beleidsevaluatie en de financiële resultaten snel kunnen worden meegenomen in bijsturingen van de planning. Volgens de decretale bepalingen moet elk bestuur zich uitspreken over de jaarrekening vóór 30 juni van het boekjaar dat volgt op dat waarop de rekening betrekking heeft. De BBC-regels bepalen bovendien dat het resultaat van de jaarrekening moet worden verwerkt in de financiële planning.
Die principes zijn zo mogelijk nog belangrijker bij het aantreden van de nieuwe bestuursploegen in 2019. Bij de opmaak van het budget of het éénjarig meerjarenplan voor 2019 moet het rekeningresultaat van 2017 worden verwerkt, voor zover dat nog niet gebeurd is in een budgetwijziging 2018 of een aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019.
5. Aansluiting met de digitale rapportering
Het budget of het éénjarige meerjarenplan dat aan de raadsleden wordt voorgelegd en de digitale rapportering die daarover aan de Vlaamse overheid wordt bezorgd, komen uit hetzelfde boekhoudsysteem. Beide rapporteringen moeten perfect op elkaar aansluiten. Als er een verschil tussen beide bestaat, is minstens een van beide rapporteringen niet correct, zonder dat duidelijk bepaald kan worden welke de correcte weergave van de realiteit is.
Die overeenstemming is er uiteraard enkel als beide rapporteringen aangemaakt worden op basis van dezelfde gegevens. Daarom moeten de besturen er nauwlettend op toezien dat er geen andere (bijkomende) registraties meegenomen worden in één van beide rapporteringen. Als er toch verschillen worden vastgesteld tussen beide rapporteringen, kan de financiële toestand van het bestuur niet correct worden beoordeeld, wat aanleiding kan geven tot een toezichtsmaatregel.
6. Kwaliteit van de registraties
Voor de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de boekhouding en van de gerapporteerde data is het van belang dat alle registraties kwaliteitsvol gebeuren.
Ik vraag de besturen hierbij in het bijzonder om oog te hebben voor het gebruik van de juiste economische sectorcodes. Van bij de opmaak van de planning moeten de besturen in de budgettaire sleutel de correcte economischesectorcode (ESC) gebruiken. Ook bij elke registratie van een budgettaire verrichting moet het bestuur met een ESC de tegenpartij van de transactie aangeven. Voor de besturen zelf hebben die codes geen directe relevantie, maar het juiste gebruik ervan is noodzakelijk voor een betrouwbare en correcte rapportering door de Vlaamse overheid van de lokale financiën aan de Europese instanties en voor de uiteindelijke officiële bepaling (volgens de Europese definitie) van de stand van de lokale financiën.
Ik breng hierbij graag nog even in herinnering dat het correcte gebruik van de ESC niet voor alle verrichtingen even relevant is. Daarom werd een lijst opgesteld met die verrichtingen en algemene rekeningen waar de ESC wel van belang is. Die lijst is raadpleegbaar op de webstek van ABB (3). Voor alle andere verrichtingen mogen de besturen de waarde NULL gebruiken. Voor de besturen die een éénjarig meerjarenplan opmaken, is dat principe ook verankerd in de regelgeving. Zij zullen de correcte ESC moeten toewijzen om het schema met de geraamde ontvangsten en uitgaven volgens hun economische aard (schema T2 van de toelichting) correct te kunnen opmaken.
Daarnaast wil ik er ook op wijzen dat de gegevens van de digitale rapportering in het kader van de open data ook publiek ter beschikking gesteld worden van alle potentiële gebruikers van informatie over de lokale besturen. Op basis van die gegevens en op basis van specifieke analysetools kunnen allerhande analyses en vergelijkingen worden gemaakt. Daarnaast stelt ABB op zijn webstek (4) ook geactualiseerde financiële profielen beschikbaar voor de gemeenten, OCMW en AGB (ook in geaggregeerde vorm). De kwaliteit van al die analyses is uiteraard recht evenredig met de kwaliteit van de basisgegevens waarop ze steunen.
7. Vernieuwde taakstelling provincies
De provincies houden er bij de opmaak van hun budget 2019 of hun éénjarig meerjarenplan ook rekening mee dat zij niet langer taken of dienstverlening op het vlak van de persoonsgebonden aangelegenheden kunnen uitoefenen (5). Die persoonsgebonden taken en bevoegdheden en de persoonsgebonden instellingen werden sinds 2018 overgeheveld naar het Vlaamse of het lokale niveau. De daaraan verbonden uitgaven en ontvangsten worden dan ook niet meer opgenomen in het budget voor 2019 of het éénjarige meerjarenplan. Zoniet kan dit aanleiding geven tot een toezichtsmaatregel.
8. Ontvangsten
8.1 Gemeentefonds
a) Basisdotatie, aanvullende dotatie centrumsteden en Eliacompensatie
De groeivoet van 3,5 % voor de basisdotatie van het Gemeentefonds en voor de aanvullende dotatie voor de centrumsteden wordt voor 2019 behouden. Ook de Eliacompensatie blijft behouden op 83 miljoen euro.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur zal, in de loop van de maand januari van 2019, op zijn webstek (6) nieuwe ramingen voor elk bestuur ter beschikking stellen, op basis van de gegevens voor de definitieve verdeling van het Gemeentefonds voor 2018. In afwachting daarvan kunnen de besturen zich baseren op de laatst meegedeelde ramingen (7).
b) Aanvullende dotatie sectorale subsidies
Door het decreet van 3 juli 2015 (8) werden zeven Vlaamse sectorale subsidies geïntegreerd in het Gemeentefonds, in de vorm van een aanvullende dotatie. Het betreft meer bepaald de sectorale subsidies lokaal cultuurbeleid, lokaal jeugdbeleid, lokaal sportbeleid, flankerend onderwijsbeleid, bestrijding kinderarmoede, gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking en de integratiesubsidies.
Het Grondwettelijk Hof (9) heeft echter het decreet van 3 juli 2015 vernietigd, omwille van de discriminatie van de zes randgemeenten, die niet werden ingekanteld. Met het Vlaams programmadecreet van 22 december 2017 (10) werden diezelfde sectorale subsidiestromen opnieuw geïntegreerd in het Gemeentefonds, met inbegrip van de zes randgemeenten. Daardoor behoren de bovenvermelde subsidies vanaf 2018 voor alle Vlaamse gemeenten tot de basisfinanciering, zonder enige vorm van rapporteringsverplichting.
Die aanvullende dotatie van het Gemeentefonds wordt de komende jaren niet geïndexeerd. Het bedrag van elke gemeente in die aanvullende dotatie kan u vinden op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (11).
Voor de boekingswijze van de basisdotatie en de aanvullende dotaties van het Gemeentefonds verwijs ik naar de respectieve boekingsfiches 2040 en 2041 op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Voor de sectorale middelen die niet werden ingekanteld in het Gemeentefonds (sociale economie en cultureel erfgoed), blijven de Vlaamse beleidsprioriteiten met de daaraan gekoppelde externe rapporteringscodes en hun toepassingsgebied gelden.
Daarnaast hebben de besturen de mogelijkheid om, al dan niet in samenspraak met de Vlaamse overheid of andere subsidiërende overheden, welbepaalde externe rapporteringscodes te hanteren voor acties die aansluiten bij hun beleid en waaraan specifieke rapporteringsverplichtingen zijn gekoppeld. Omdat die codes deel uitmaken van de digitale rapportering over de beleidsrapporten, kan gemakkelijk aan de rapporteringsverplichtingen worden voldaan.
8.2 Vlaams fonds ter stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen (12)
De centrumsteden, provinciale steden en plattelandsgemeenten moeten de subsidies die ze uit dat fonds ontvangen, inzetten voor de financiering van investeringsuitgaven.
De functionele en financiële rapportering over de subsidies die toegekend worden aan de centrumsteden Antwerpen, Gent, Mechelen, Oostende en Sint-Niklaas voor investeringen in stadsvernieuwingsprojecten (13), gebeurt aan de hand van de externe rapporteringscode GSB. De plattelandsgemeenten gebruiken voor hun rapportering de externe rapporteringscode PLF.
Ik verwijs ook naar de FAQ's, inclusief boekingen, inzake dit fonds op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (14).
8.3 Subsidies voor werkzoekenden in een traject tijdelijke werkervaring (TWE)
De VDAB kent sedert 2017 subsidies toe voor de begeleiding en de activering van werkzoekenden in een traject van tijdelijke werkervaring (TWE). Die Vlaamse subsidie vervangt de vroegere RSZ-korting voor de tewerkstelling in artikel 60, § 7, van de OCMW-wet, en bestaat uit een inspanningsvergoeding voor de financiering van de trajectbegeleiding en een compensatievergoeding voor de financiering van de tewerkstelling van een persoon tewerkgesteld in artikel 60, § 7, van de OCMW-wet.
Voor meer informatie over de verwerking in de financiële rapportering verwijs ik naar de boekhoudfiche 3224 (tijdelijke werkervaring) op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur. De informatie over het beleidskader (15) en de specifieke regels over de financiering en de verantwoording vindt u op de webstek van de VDAB (16).
8.4 Fiscale ontvangsten
Ik wil de besturen er opnieuw aan herinneren dat het van belang is om belasting- en retributiereglementen tijdig te vernieuwen. Dat is in de eerste plaats essentieel voor indirecte belastingen en retributies, die niet in werking mogen treden vóór de datum van hun bekendmaking.
Voor de aanvullende belasting op de personenbelasting (APB) en de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV) is het vereist dat de besturen hun aanslagvoeten tijdig vaststellen en meedelen. Beide beslissingen moeten vóór 31 januari van het aanslagjaar genomen worden. De beslissing over de OOV moet bovendien uiterlijk op 1 maart van hetzelfde jaar per aangetekende brief meegedeeld worden aan de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL).
Besturen die door uitzonderlijke omstandigheden de wettelijk of decretaal bepaalde data voor de vaststelling en mededeling van hun aanvullende belasting op de personenbelasting of opcentiemen op de onroerende voorheffing niet kunnen naleven, kunnen terugvallen op de noodregelingen die voorzien zijn in respectievelijk het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
Artikel 468, vierde lid, laatste zin, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, vestigt in dat geval aanvullende personenbelastingen op grond van het percentage dat voor het betreffende bestuur van toepassing was in het vorige aanslagjaar.
Artikel 3.1.0.0.4, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, voorziet eenzelfde vangnet voor de opcentiemen op de onroerende voorheffing (17).
Volgens de wet van 31 juli 2017 tot invoering van een doorlopend systeem van voorschotten op de opbrengst van de aanvullende personenbelasting, ontvangen de gemeenten sinds 2017 voorschotten op hun aandeel in de aanvullende personenbelasting voor het lopende aanslagjaar.
Die thesaurievoorschotten bedragen 80 % van de geraamde ontvangsten APB van het aanslagjaar (N) en worden aan de gemeenten betaald over een periode van 8 maanden, gespreid over 2 boekjaren.
Voor meer informatie over deze voorschottenregeling en de verwerking van de ontvangsten APB in de financiële rapportering verwijs ik naar de boekhoudfiche 2021 op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Meer aandachtspunten inzake fiscaliteit kan u vinden op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (18).
9 Uitgaven
9.1 Algemene evolutie van de personeelsuitgaven
In mei 2017 werd de spilindex voor de overheidswedden en sociale uitkeringen het laatst overschreden. Volgens de maandvooruitzichten van het Federaal Planbureau van juni 2018 voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex (momenteel 105,10) door de afgevlakte gezondheidsindex (19) plaatsvinden in augustus 2018. Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in september 2018 en de wedden van het overheidspersoneel in oktober 2018 met 2 % aangepast worden aan de gestegen levensduurte. In 2019 zou de spilindex (107,20) niet overschreden worden.
Het is wenselijk dat de besturen zelf de inflatievooruitzichten op geregelde tijdstippen raadplegen op de webstek van het Federale Planbureau (20).
9.2 Uitgaven voor pensioenen
Voor de wettelijke pensioenen van de statutaire personeelsleden en de mandatarissen van de lokale besturen bestaan er verschillende stelsels. De correcte boekhoudkundige verwerking kan daardoor ook verschillen van het ene bestuur tot het andere. Op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (21) is een nota beschikbaar waarin de boekhoudkundige vertaling van die uiteenlopende realiteiten is opgenomen.
De betrokken besturen moeten bij de opmaak van het budget rekening houden met de meest recente ramingen voor de te betalen responsabiliseringsbijdrage (extra bijdrage ter financiering van de pensioenen van de voormalige statutaire personeelsleden).
Voor de boekhoudkundige verwerking van de responsabiliseringsbijdragen verwijs ik naar de boekhoudfiche 1203 op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
9.3 Wedde van de algemeen en de financieel directeur
Er zijn in elke gemeente een algemeen directeur en een financieel directeur die ten dienste staan van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient. De bezoldigingen voor die decretale graden worden volledig aangerekend op de kredieten van de gemeente.
10 Ondersteuning door ABB
Voor verdere toelichting over de procedure van de opmaak van het budget en het éénjarige meerjarenplan verwijs ik in de eerste plaats naar de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur, waar zowel de regelgeving als bijkomend ondersteunend materiaal kan worden geraadpleegd: http://lokaalbestuur.vlaanderen.be/home;
Op die webstek is gedetailleerde informatie en een ruim aanbod ondersteunend materiaal over de BBC beschikbaar. Naast de eigenlijke regelgeving, vindt u daar boekhoudfiches, berekeningstools, omzettingstabellen en veel gestelde vragen en antwoorden. Dat aanbod wordt permanent aangevuld met nieuw materiaal.
Specifieke vragen kan u stellen aan de centrale helpdesk, met als e-mailadres bbcgop@vlaanderen.be <mailto:bbcgop@vlaanderen.be>.
Voor alle vragen met betrekking tot de algemene financieringsfondsen kan u voortaan terecht op het generieke e-mailadres: fondsen@vlaanderen.be.
DEEL 2 - INSTRUCTIES VOOR DE BESTUREN DIE VANAF 2019 DE NIEUWE REGELGEVING OVER DE BBC TOEPASSEN.
1. Het éénjarige meerjarenplan voor 2019
Volgens de nieuwe bepalingen over de BBC is het budget geen afzonderlijk beleidsrapport meer, maar wordt het geïntegreerd in het meerjarenplan. De besturen die door de Vlaamse Regering gemachtigd worden om al vanaf het boekjaar 2019 de nieuwe BBC-regelgeving toe te passen, kunnen voor het boekjaar 2019 dus geen budget meer opmaken.
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Provinciedecreet bepalen ook dat het meerjarenplan start in het tweede jaar dat volgt op de lokale en provinciale verkiezingen en dat het loopt tot het einde van het jaar na de daaropvolgende verkiezingen. Dat betekent dat de nieuwe beleidsploeg al meteen op zeer korte termijn tijdens het eerste jaar van haar eigen legislatuur een nieuw meerjarenplan moet maken. De nieuwe beleidsploeg zal dus maar in de loop van 2019 het nieuwe meerjarenplan vaststellen voor de periode 2020-2025.
Bovendien moeten de gemeenten en hun openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor 2019 al een geïntegreerde planning uitwerken, zowel wat het inhoudelijke als het daarop aansluitende financiële luik betreft. Daarbij verschuift de focus in de rapportering over de beleidsplanning van de prioritaire beleidsdoelstellingen naar de prioritaire acties of actieplannen, wordt de financiële nota opgesteld volgens nieuwe schema's en verhoogt het autorisatieniveau voor de kredieten. Daaruit volgt dat de besturen voor de opmaak van de planning 2019 niet zomaar zullen kunnen voortbouwen op hun laatste aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 en de daarin opgenomen beleidsdoelstellingen, actieplannen, acties en de bijbehorende ramingen.
Omwille van die bijzondere situatie bevatten het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Provinciedecreet van 9 december 2005 een overgangsmaatregel voor de besturen die al in 2019 starten met de toepassing van de nieuwe BBC-regels. Ze moeten geen meerjarenplan, aangepast meerjarenplan of budget opmaken, maar een éénjarig meerjarenplan voor 2019 (22). Dat éénjarig meerjarenplan vervangt het budget voor 2019 en bevat de beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties voor 2019 met de bijbehorende ramingen en kredieten voor dat jaar.
2. De samenstelling van het éénjarige meerjarenplan
Het éénjarige meerjarenplan bestaat uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting. Het moet worden opgemaakt volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen (hierna genoemd BVR BBC) en de regels, schema's en rekeningenstelsels van het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen (hierna genoemd MB BBC).
In de strategische nota van het éénjarige meerjarenplan worden de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren beleid in 2019 geïntegreerd weergegeven. Ze bevat de volgende elementen:
1) per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties voor 2019 in kaderen, de omschrijving van de beleidsdoelstelling en van de prioritaire acties;
2) per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen en per prioritaire actie, de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 voor exploitatie, investeringen en financiering;
3) per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties in kaderen, het totaal van de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 voor exploitatie, investeringen en financiering, voor de niet-prioritaire acties;
4) het overzicht van de beleidsdoelstellingen waarin geen prioritaire acties kaderen;
5) een verwijzing naar de plaats waar het overzicht ter beschikking is met de omschrijving van alle beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties, en de bijbehorende ramingen van ontvangsten en uitgaven die zijn opgenomen in het éénjarige meerjarenplan.
Een bestuur kan er ook voor kiezen om in de strategische nota de prioritaire actieplannen op te nemen, in plaats van de prioritaire acties.
De financiële nota van het éénjarige meerjarenplan bevat de financiële vertaling van de beleidsopties van de strategische nota en verduidelijkt hoe het financiële evenwicht wordt gehandhaafd. Ze bestaat uit de volgende onderdelen:
1) het financiële doelstellingenplan (schema M1);
2) de staat van het financieel evenwicht (schema M2);
3) het overzicht van de kredieten (schema M3).
Het financiële doelstellingenplan bevat de volgende elementen:
1) de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 per beleidsdoelstelling waar de prioritaire acties of actieplannen in kaderen;
2) de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 van de beleidsdoelstellingen waar geen prioritaire acties of actieplannen in kaderen;
3) de verwachte ontvangsten en uitgaven voor 2019 waar geen beleidsdoelstellingen voor werden geformuleerd.
De staat van het financieel evenwicht bevat de raming van het beschikbaar budgettair resultaat, de autofinancieringsmarge en de gecorrigeerde autofinancieringsmarge voor 2019.
De staat van het financieel evenwicht van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bevat ook een overzicht van het geconsolideerde financieel evenwicht waarin de bovenvermelde elementen ook worden opgenomen voor de autonome gemeentebedrijven en de districten, samen met het totaal. De provincies nemen in de staat van het financieel evenwicht dezelfde gegevens op voor de autonome provinciebedrijven.
Het overzicht van de kredieten van het éénjarige meerjarenplan bevat de kredieten voor 2019. Het overzicht van de kredieten van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bevat de kredieten voor elk van beide afzonderlijk. De uitgavenkredieten zijn limitatief op het niveau van het totaal van de exploitatie en het totaal van de investeringen. Voor de financiering zijn de ontvangstenkredieten limitatief op het niveau van de rubriek voor de leningen en leasings en de uitgavenkredieten limitatief op het niveau van de rubrieken voor de toegestane leningen en betalingsuitstel.
De bovenvermelde beperking van de kredieten is niet van toepassing op de autonome gemeente- en provinciebedrijven die eigen regels hebben vastgesteld over de kredietbewaking. Ze geldt ook niet voor de welzijnsverenigingen aangezien die verplicht zijn om daar eigen beheersregels voor op te stellen.
De toelichting van het éénjarige meerjarenplan bevat alle informatie over de verrichtingen die in dat document zijn opgenomen en die relevant is voor de raadsleden om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen. Ze bevat minstens de volgende informatie:
1) het overzicht van de voor 2019 geraamde ontvangsten en uitgaven naar functionele aard (schema T1);
2) het overzicht van de voor 2019 geraamde ontvangsten en uitgaven naar economische aard (schema T2);
3) de investeringsprojecten voor de investeringen die deel uitmaken van een prioritaire actie of een prioritair actieplan (schema T3);
4) het overzicht van de financiële schulden (schema T4);
5) het overzicht van de financiële risico's, dat bestaat uit een omschrijving van de financiële risico's die het bestuur loopt en van de middelen en mogelijkheden waarover het bestuur beschikt of kan beschikken om die risico's te dekken;
6) een beschrijving van de gekozen grondslagen en assumpties die gebruikt werden voor de opmaak van het éénjarige meerjarenplan;
7) een verwijzing naar de plaats waar de bijkomende documentatie beschikbaar is.
De documentatie bij het éénjarige meerjarenplan bevat minstens de volgende elementen:
1) het overzicht van alle beleidsdoelstellingen die in het éénjarige meerjarenplan zijn opgenomen, met de bijbehorende actieplannen en acties, telkens met de bijbehorende ramingen van ontvangsten en uitgaven;
2) het overzicht van de toegestane werkings- en investeringssubsidies voor 2019;
3) per beleidsdomein, het overzicht van de beleidsvelden die er deel van uitmaken;
4) het overzicht van de organisaties en verenigingen waarvoor het bestuur de wettelijke, statutaire of feitelijke verplichting heeft om rechtstreeks of onrechtstreeks tussen te komen in verliezen of tekorten;
5) een overzicht van de personeelsinzet waarmee rekening gehouden werd bij de opmaak van de ramingen;
6) het overzicht van de jaarlijkse opbrengst per geheven belasting.
Als een geactualiseerde omgevingsanalyse beschikbaar is, kan die ook worden toegevoegd aan de documentatie.
3. Een gezamenlijk éénjarig meerjarenplan voor de gemeente en het OCMW
Het decreet van 22 december 2019 over het lokaal bestuur voorziet in een geïntegreerde planning van het beleid van de gemeente en het OCMW. De gemeente en het OCMW zullen dus geen afzonderlijke planningsdocumenten meer opmaken. Ook het éénjarige meerjarenplan voor 2019 zal dus al een gezamenlijk beleidsrapport zijn waarin de beleidsdoelstellingen en ramingen van zowel de gemeente als van het OCMW opgenomen worden. Op die manier kan een geïntegreerd lokaal sociaal beleid al maximaal worden gerealiseerd: beide rechtspersonen kunnen samen één doelstellingenboom hebben, waarbij de doelstellingen van het OCMW en die van de gemeente vervlochten kunnen zijn.
Elke rechtspersoon blijft wel afzonderlijk instaan voor de eigen verplichtingen en verbintenissen. Daarom blijft er een duidelijk onderscheid bestaan tussen de kredieten van de gemeente en die van het OCMW. Dat komt tot uiting in het schema met het overzicht van de kredieten (schema M3), waarin de kredieten voor de gemeente en het OCMW apart worden opgenomen.
4. De transacties tussen de gemeente en haar OCMW
De transacties tussen de gemeente en haar OCMW zijn geen budgettaire ontvangsten en uitgaven. Ze mogen dan ook niet worden opgenomen en weergegeven in het éénjarige meerjarenplan. De gemeente moet er wel voor zorgen dat het OCMW zijn financiële verplichtingen kan nakomen. Dat verloopt echter niet meer zoals vroeger via de opname van een geraamde gemeentelijke bijdrage in het meerjarenplan, maar door een tussenkomst in de financiële verplichtingen van het OCMW bij de vaststelling van de jaarrekening (23).
5. Het financiële evenwicht
De vereisten voor het financiële evenwicht van het éénjarige meerjarenplan 2019 lopen volledig parallel met die waarmee de besturen die maar vanaf 2020 starten met de toepassing van de nieuwe BBC-regelgeving rekening moeten houden voor hun budget 2019.
Juridisch gezien is het éénjarige meerjarenplan voor 2019 financieel in evenwicht als het geraamde beschikbaar budgettair resultaat voor 2019 groter is dan of gelijk aan nul. De autofinancieringsmarge (AFM) is een criterium voor de beoordeling van het structureel evenwicht. Ze moet in principe steeds over een langere termijn beoordeeld worden. Daarom is de geraamde AFM voor 2019 in het éénjarige meerjarenplan geen strikt afdwingbare norm. De uitzonderlijke situatie dat er voor het eerste jaar van de nieuwe bestuursperiode geen financiële planning op langere termijn moet worden gemaakt, mag echter geen vrijgeleide zijn om te talmen met de structurele gezondmaking van de financiën, wat een belangrijk aandachtspunt is. Ik reken erop dat de besturen hun verantwoordelijkheid nemen om ook in het boekjaar 2019 een positieve AFM te bereiken.
Een bijkomende voorwaarde is dat de jaarrekening over het boekjaar 2017 moet verwerkt zijn om het financieel evenwicht te kunnen aantonen.
Aangezien de gemeente en het OCMW een geïntegreerd éénjarig meerjarenplan voor 2019 maken, wordt het financiële evenwicht beoordeeld voor de gemeente en het OCMW samen.
6. De procedure tot vaststelling van het éénjarige meerjarenplan
De decreetgever gaat ervan uit dat de nieuwe raden het éénjarige meerjarenplan vaststellen in de loop van het eerste kwartaal van 2019. De gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn passen daarbij de procedure toe die het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur beschrijft (24). Ze delen hun beleidsrapporten, maar hebben hun eigen bevoegdheden voor de vaststelling ervan.
De nieuwe procedure houdt in dat de gemeente en het OCMW, elk wat hun deel betreft, de vaststelling doen, waarna vervolgens de gemeente het geheel vaststelt.
Om al meteen vanaf de eerste dag van 2019 over uitvoerbare kredieten te kunnen beschikken, kunnen de uittredende raden er ook voor kiezen om de planning voor 2019 nog in 2018 vast te stellen. In dat geval wordt het éénjarige meerjarenplan voor 2019 best met de nodige terughoudendheid opgesteld. In dit geval stellen de gemeente en het OCMW elk hun deel van het gezamenlijke éénjarige meerjarenplan vast met toepassing van de bestaande procedure volgens het gemeente- en OCMW-decreet.
De nieuwe raden kunnen in de loop van 2019 de initiële planning, waar nodig, bijsturen via een aanpassing van het éénjarige meerjarenplan. Daarnaast zullen ze zich in 2019 moeten richten op de meerjarenplanning voor de periode 2020-2025.
7. Het aangaan en uitvoeren van verbintenissen zonder uitvoerbare kredieten
Als een bestuur op 1 januari 2019 niet over uitvoerbare kredieten beschikt, kan het geen gebruik meer maken van de regeling van de voorlopige twaalfden. Het aangaan van nieuwe verbintenissen of het wijzigen van bestaande verbintenissen is dan onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de raad (25). Bovendien kunnen alleen verbintenissen aangegaan of gewijzigd worden die behoren tot de exploitatie en die verband houden met de courante werking en de bestaande dienstverlening.
Zolang er geen uitvoerbare kredieten zijn, kunnen er enkel uitgaven gedaan worden voor bestaande verbintenissen die zijn aangegaan vóór 2019 en voor nieuwe verbintenissen die zijn goedgekeurd door de raad en die behoren tot de exploitatie, de courante werking en de bestaande dienstverlening (26).
8. De publicatieplicht van het éénjarige meerjarenplan voor 2019
In principe gebeurt de vaststelling van het éénjarige meerjarenplan na 1 januari 2019, waardoor de inzendingsplicht niet meer van toepassing is, maar het op de webstek van de gemeente of de provincie moet worden gepubliceerd. De gemeente of de provincie meldt de publicatie aan de toezichthoudende overheid en verstuurt via de geijkte weg ook de digitale rapportering over het éénjarige meerjarenplan. De gemeente levert één digitale rapportering die zowel de transacties van de gemeente als die van het OCMW bevat.
De toezichtstermijn van vijftig dagen gaat in op de dag nadat de gemeente de toezichthoudende overheid op de hoogte heeft gebracht van de bekendmaking van het rapport en nadat de digitale rapportering over dat rapport werd bezorgd aan de Vlaamse Regering (27). Het eenjarige meerjarenplan is onmiddellijk uitvoerbaar zodra het is vastgesteld en zodra ook de digitale rapportering erover is bezorgd aan de Vlaamse Regering.
Als het éénjarige meerjarenplan vóór 1 januari 2019 wordt vastgesteld, gelden de regels van het gemeente-, OCMW- en provinciedecreet over de inzendingsplicht van de besluiten nog en moet het nog worden ingezonden naar de toezichthoudende overheid. In dat geval is het wel aangewezen om de documenten van het éénjarige meerjarenplan daarnaast ook te publiceren op de gemeentelijke of provinciale webstek.
In dat geval volstaat het dat de gemeente het éénjarige meerjarenplan van de gemeente en het OCMW en de digitale rapportering daarover via de geijkte weg aan de Vlaamse Regering bezorgt.
DEEL 3 - INSTRUCTIES VOOR DE BESTUREN DIE VANAF 2020 DE NIEUWE REGELGEVING OVER DE BBC TOEPASSEN.
1. Het budget voor 2019
De besturen die maar in 2020 starten met de toepassing van de nieuwe BBC-regels maken voor 2019 een budget op volgens de regels van het gemeente-, OCMW- of provinciedecreet en het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de OCMW's. Ze gebruiken daarbij de schema's en de rekeningenstelsels van het ministeriële besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de OCMW's.
Net zoals de voorgaande jaren bestaat dat budget uit een beleidsnota, een financiële nota en een toelichting. Ook de verdere samenstelling van die onderdelen verschilt niet ten opzichte van die van de budgetten voor de voorgaande jaren. Het budget voor 2019 bevat de beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties voor dat jaar met de bijbehorende ramingen en kredieten.
In tegenstelling tot de voorgaande jaren zijn de besturen niet verplicht om een aanpassing van hun meerjarenplan 2014-2019 vast te stellen vooraleer ze hun budget 2019 kunnen vaststellen. Die voorwaarde om het lopende meerjarenplan aan te passen, geldt niet voor de planning voor het eerste jaar na de gemeenteraadsverkiezingen. In 2019 treden immers nieuwe bewindsploegen aan, die de eigen beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties nog moeten bepalen.
Daarom is de aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 facultatief bij de opmaak van het budget voor 2019. De besturen die hun lopende meerjarenplan wensen aan te passen, mogen dat uiteraard doen, maar ze zijn er niet toe verplicht. Dat betekent dat het ook niet verplicht is om een aangepaste financiële nota van het meerjarenplan op te maken die minstens drie toekomstige boekjaren omvat.
Het budget voor 2019 moet niet noodzakelijk passen in het lopende meerjarenplan 2014-2019. Als de geraamde ontvangsten en uitgaven in het lopende meerjarenplan 2014-2019 nog realistisch zijn, kunnen de besturen daarop voortbouwen bij de opmaak van hun planning voor 2019. Als dat nodig is, kunnen de nieuwe bestuursploegen het budget 2019 nadien wijzigen. Daarnaast zullen ze in de loop van 2019 ook hun meerjarenplan voor de periode 2020-2025 moeten vaststellen.
2. Een afzonderlijk budget voor de gemeente en het OCMW
De gemeenten en OCMW's die de nieuwe BBC-regels in 2019 nog niet toepassen, maken voor het jaar 2019 elk hun eigen budget op. Ze maken maar geïntegreerde beleidsrapporten op vanaf het meerjarenplan voor de periode 2020-2025.
3. De transacties tussen de gemeente en haar OCMW
Aangezien de gemeente en het OCMW geen geïntegreerd budget voor 2019 maken, zijn de transacties tussen beide rechtspersonen nog budgettaire ontvangsten en uitgaven. Zowel de gemeente als het OCMW moet ze bijgevolg opnemen en weergeven in het budget 2019. Dat geldt ook voor de geraamde gemeentelijke bijdrage voor 2019.
4. Het financiële evenwicht
Juridisch gezien is het budget voor 2019 financieel in evenwicht als het geraamde beschikbaar budgettair resultaat voor 2019 groter is dan of gelijk aan nul. De autofinancieringsmarge (AFM) is een criterium voor de beoordeling van het structureel evenwicht. Ze moet in principe steeds over een langere termijn beoordeeld worden. Daarom is de geraamde AFM voor 2019 in het budget geen strikt afdwingbare norm. De mogelijkheid om geen aanpassing van het meerjarenplan 2014-2019 te doen, mag echter geen vrijgeleide zijn om te talmen met de structurele gezondmaking van de financiën, wat een belangrijk aandachtspunt is. Ik reken erop dat de besturen hun verantwoordelijkheid nemen om ook in het boekjaar 2019 een positieve AFM te bereiken.
De jaarrekening over het boekjaar 2017 moet verwerkt zijn in het budget voor 2019.
Aangezien de gemeente en het OCMW geen geïntegreerd budget voor 2019 maken wordt het financiële evenwicht beoordeeld voor de gemeente en het OCMW afzonderlijk.
5. De procedure tot vaststelling van het budget
De raden moeten het budget voor 2019 vaststellen in het najaar van 2018 of in de loop van het eerste kwartaal van 2019. Als de vaststelling in 2019 gebeurt, passen de gemeenten en OCMW's daarbij de procedure toe die het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur beschrijft (28). Ze stellen elk hun eigen budget vast, waarna de gemeente zich ook uitspreekt over het budget van het OCMW.
Om al meteen vanaf de eerste dag van 2019 over uitvoerbare kredieten te kunnen beschikken, kunnen de uittredende raden er ook voor kiezen om de planning voor 2019 nog in 2018 vast te stellen. In dat geval wordt het budget voor 2019 best met de nodige terughoudendheid opgesteld. De budgetten van de gemeente en het OCMW worden dan vastgesteld volgens de bestaande procedure van het gemeente- en OCMW-decreet.
De nieuwe raden kunnen in de loop van 2019 de initiële planning, waar nodig, bijsturen via een wijziging van het budget.
6. Het aangaan en uitvoeren van verbintenissen zonder uitvoerbare kredieten
Als een bestuur op 1 januari 2019 niet over een uitvoerbaar budget beschikt, kan het geen gebruik meer maken van de regeling van de voorlopige twaalfden. Het aangaan van nieuwe verbintenissen of het wijzigen van bestaande verbintenissen is dan onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de raad (29). Bovendien kunnen alleen verbintenissen aangegaan of gewijzigd worden die behoren tot de exploitatie en die verband houden met de courante werking en de bestaande dienstverlening.
Zolang er geen uitvoerbaar budget is, kunnen er enkel uitgaven gedaan worden voor bestaande verbintenissen die zijn aangegaan vóór 2019 en voor nieuwe verbintenissen die zijn goedgekeurd door de raad en die behoren tot de exploitatie, de courante werking en de bestaande dienstverlening (30).
7. De publicatieplicht van het budget 2019
Als de vaststelling in de loop van 2019 gebeurt, is de inzendingsplicht niet meer van toepassing, maar wordt ze vervangen door een publicatie- en meldingsplicht. De budgetten moeten dan op de webstek van de gemeente of de provincie worden gepubliceerd. De gemeente of de provincie meldt de publicatie aan de toezichthoudende overheid en verstuurt via de geijkte weg de digitale rapportering. De gemeente levert twee digitale rapporteringen aan: één voor het budget van de gemeente en één voor het budget van het OCMW.
De budgetten zijn onmiddellijk uitvoerbaar zodra ze zijn vastgesteld en zodra ook de digitale rapportering over het budget in kwestie is bezorgd aan de Vlaamse Regering. De toezichtstermijn van vijftig dagen gaat in op de dag nadat de gemeente of de provincie de toezichthoudende overheid op de hoogte heeft gebracht van de bekendmaking van het budget en de digitale rapportering daarover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd.
Voor de budgetten 2019 die nog in 2018 worden vastgesteld, is de inzendingsplicht nog van toepassing. De besturen bezorgen ze via het digitaal loket aan de Vlaamse Regering binnen een termijn van twintig dagen nadat ze door de raad zijn vastgesteld. Binnen diezelfde termijn bezorgen ze ook de digitale rapportering, rechtstreeks of via het digitaal loket, aan de Vlaamse Regering. Dat neemt niet weg dat het aangewezen is om die documenten ook op de webstek van de gemeente of de provincie te publiceren.
______
Nota's
(1) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/regelgeving>
(2) Zie artikel 594, 597 en 608 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en artikel 224 en 227 van het decreet van 6 juli 2018 houdende wijziging van diverse bepalingen van het Provinciedecreet van 9 december 2005.
(3) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/vereenvoudigde_lijst_ESC>
(4) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/bbc-strategisch-en-financieel-beleid/data-en-analyses/bbc-data-op-maat>
(5) Decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en de gewijzigde financiering van de provincies (B.S van 13 december 2016)
(6) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/financiering/fondsen>
(7) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/financiering/fondsen>
(8) Decreet van 3 juli 2015 tot wijziging van diverse decreten houdende de subsidiëring aan de lokale besturen en tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds (B.S. van 24 juli 2015)
(9) Arrest nr. 59/2017 van 18 mei 2017
(10) decreet van 22 december 2017 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018
(11) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/financiering/fondsen>
(12) Decreet van 23 december 2016 tot vaststelling van de regels voor de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen (B.S. van 26 januari 2017) en besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 (B.S. van 20 juni 2017)
(13) Zie artikel 6 van het decreet van 23 december 2016 tot vaststelling van de regels voor de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen
(14) Zie webstek ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/faq/bbc/hoe-boekt-u-de-subsidies-voor-plattelandsinvesteringen> en <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/faq/bbc/hoe-schrijven-de-steden-de-vlaamse-subsidies-voor-stadsvernieuwing>
(15) Decreet van 9 december 2016 en besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2016 over tijdelijke werkervaring
(16) Zie webstek VDAB: <https://www.vdab.be/tijdelijkewerkervaring/financiering>
(17) Aan artikel 3.1.0.0.4, § 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 werd een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de provincie-, agglomeratie- of gemeenteraad de opcentiemen op de onroerende voorheffing niet heeft vastgesteld of als een van de data of beide data, vermeld in het eerste lid, werden overschreden, zal de onroerende voorheffing worden gevestigd met toepassing van de opcentiemen die voor de provincie, gemeente of agglomeratie in kwestie van toepassing waren voor het voorafgaande aanslagjaar" (decreet van 14 juni 2017 houdende wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat de opcentiemen op de onroerende voorheffing betreft).
(18) Zie webstek van ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/financiering/fiscaliteit>
(19) Zoals gedefinieerd in de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (B.S. van 27 april 2015)
(20) Zie webstek van het Federale Planbureau: <https://www.plan.be/databases/17-nl-indexcijfer+der+consumptieprijzen+inflatievooruitzichten>
(21) Zie webstek van ABB: <https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/bbc-strategisch-en-financieel-beleid/boekhouding/boekhoudkundige-verwerking>
(22) artikel 594, 597 en 608 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en artikel 224 en 227 van het decreet van 6 juli 2018 houdende wijziging van diverse bepalingen van het Provinciedecreet van 9 december 2005
(23) Zie ook boekhoudfiches 8051 (transacties tussen gemeente en het OCMW) en 7901 (verwerking overschot of tekort van het boekjaar).
(24) artikel 249, § 2 en § 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur
(25) artikel 265 van het decreet over het lokaal bestuur
(26) artikel 268 van het decreet over het lokaal bestuur
(27) artikel 259 van het decreet over het lokaal bestuur
(28) art. 249, § 2 en § 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur
(29) artikel 265 van het decreet over het lokaal bestuur
(30) artikel 268 van het decreet over het lokaal bestuur