WET van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij dringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte (Opgeheven D. 24.2.2017 - art. 122,3° - B.S. 25.4.2017)

Bij dringende noodzakelijkheid om één of meer onroerende goederen, behorende tot die waarvan de onteigening wettelijk werd verordend, in bezit te nemen, wordt urgentverklaring verleend bij een bijzonder met redenen omkleed koninklijk besluit, genomen op voorstel van de betrokken minister, in overleg met de minister van financiën.

In dit geval worden de volgende wijzigingen aan de gewone rechtspleging toegebracht.

[...]

Het koninklijk besluit tot urgentverklaring wordt aan de eigenaars en vruchtgebruikters betekend, hetzij bij dagvaardiging voorzien bij artikel 2 der wet van 17 april 1835, hetzij bij afzonderlijk exploot.

[...]

De eigenaar is gehouden binnen dertig dagen, te rekenen van de betekening, de belanghebbende derden in het geding te roepen, zoals wordt voorzien en bekrachtigd bij art. 19 der wet van 17 april 1835.

[...]

Door het vonnis voorzien bij art. 7 der wet van 17 april 1835, wordt het onderzoek ter plaatse bepaald op een dag in de derde of vierde week na afloop van de termijn hierboven voorgeschreven bij art. 3.

Indien het koninklijk besluit tot urgentverklaring wordt betekend na de uitspraak van het vonnis voorzien bij art. 7 der wet van 17 april 1835 en vóór het onderzoek ter plaatse, bepaalt de rechtercommissaris, op aanzoek van de meest gerede partij, bedoeld onderzoek op een dag binnen de termijn van veertien dagen in het vorige lid aangeduid.

Wordt het besluit betekend na het onderzoek ter plaatse, dan roept de rechter-commissaris opnieuw partij en deskundigen bijeen, met inachtneming van de bij het eerste lid voorziene termijn.

Bij het in het eerste en tweede lid voorziene onderzoek ter plaatse of bij de in het derde lid voorziene bijeenkomst hebben de partijen al de stukken over te leggen, die van nut zijn voor het begroten van de schadeloosstellingen.

Partijen hebben een en twintig dagen tijd om te antwoorden.

[...]

De deskundigen dienen een verslag in binnen de maand te rekenen van de dag waarop partijen gehouden zijn de stukken over te leggen. Deze termijn wordt met een en twintig dagen verlengd bijaldien partijen, of een dezer, de overgelegde nota's en stukken beantwoorden.

Dit verslag bevat een beredeneerde begroting der schadeloosstellingen, benevens alle inlichtingen die van nut zijn voor het bepalen van die schadeloosstellingen, het bevat tevens een beschrijvende staat der plaats.

Bepaalt de rechter-commissaris de dag voor de terechtzitting, welke hij houdt binnen dertig dagen te rekenen van gemelde overlegging en waarop de aanwezige partijen door hem gehoord worden met het oog op de begroting van de aan elke belanghebbende toekomende schadeloosstelling.

De griffier deelt bij aangetekend schrijven, ten minste vijftien dagen van te voren, de dag der terechtzitting aan partijen mede; hij doet hun tezelfdertijd een door de deskundigen eensluidend verklaard afschrift van het overgelegd verslag toekomen.

[...]

De rechter-commissaris, na de aanwezige partijen en de deskundigen te hebben gehoord, bepaalt bij een met redenen omkleed bevelschrift de aan elke belanghebbende toekomende schadeloosstelling.

Het bevelschrift van de rechter-commissaris wordt verleend uiterlijk binnen veertien dagen na de terechtzitting.

De bepaalde bedragen worden binnen dertig dagen in de Deposito- en Consignatiekas gestort, om aan de rechthebbende uitgekeerd te worden onder de bij artikel 22 der wet van 17 april 1835 gestelde voorwaarden.

[...]

Op vertoon van het exploot waarbij het bij artikel 6 voorziene stortingsbewijs aan [ pleitbezorger ] of partij wordt betekend, wordt de onteigenende partij bij op rekwest verleend bevelschrift van de rechter-commissaris in het bezit van het onroerend goed gesteld.

In geval van uiterste noodwendigheid kan, echter, de rechter-commissaris aan de onteigende een uitstel verlenen, dat niet twee

maanden mag overschrijden vanaf de bij de eerste alinea voorziene betekening.

(W. 10.10.1967 - art. 3-9 - B.S. 31.10.1967)

[...]

[ De in artikel 5 bepaalde termijn kan bij beschikking van de rechter-commissaris worden verlengd, wegens uitzonderlijke door hem te bepalen omstandigheden, doch zonder vier maanden te mogen overschrijden. ]

(W. 10.10.1967 - art. 3-31 - B.S. 31.10.1967)

[...]

Indien de deskundigen hunne verrichtingen niet binnen de vastgestelde tijd beëindigd hebben, wordt hun geen beloning toegekend; zij worden geacht in gebreke te zijn gebleven en de rechtbank vervangt hen op verzoek van de meest gerede partij.

In geval van overlijden van een der deskundigen wordt hij door de rechtbank, op verzoek van de meest gerede partij vervangen.

De termijnen, voorzien bij artikel 5, eerste alinea, nemen aanvang vanaf het vonnis waarbij het nieuw college van deskundigen wordt aangesteld of een nieuwe deskundige wordt benoemd.

[...]

De in deze wet voorziene bevelschriften en het bij artikel 5 voorziene verslag van deskundigen worden niet gelicht.

De bevelschriften zijn uitvoerbaar op de minuut.

Verzet of beroep ertegen is niet toegelaten.

[...]

De gewone rechtspleging is geschorst vanaf de betekening van de urgentie.

Zij kan hervat worden bij aan [ pleitbezorger ] of partij betekend exploot op verzoek van elke belanghebbende; de betekening moet, op straf van verval van rechten, gedaan worden binnen de tijd van één jaar, te rekenen van het bij artikel 6 bedoelde bevelschrift.

(W. 10.10.1967 - art. 3-9 - B.S. 31.10.1967)

[...]

Indien de schadeloosstelling toegekend bij het vonnis voorzien bij artikel 11 der wet van 17 april 1835 hoger loopt dan het krachtens artikel 6 van deze wet in consignatie gegeven bedrag, wordt bij dit vonnis de tijd bepaald binnen welke de aanvullende schadeloosstelling in de Deposito- en Consignatiekas moet worden gestort.

Bij elke vaststelling dat de aanvullende schadeloosstelling niet binnen de gestelde tijd in consignatie werd gegeven, gelast de rechter het schorsen van de werken.

[...]